Door een andere bril bekeken, een ervaringsverhaal van Ilse Mattheij
Ik roep P, een jongen van een jaar of 20 , een nieuwe patiënt in de praktijk. Hij heeft een grote donkere zonnebril op die zijn gezicht bedekt. Boven zijn spijkerbroek draagt hij een wit hemd, op zijn gespierde armen zitten flink wat tatoeages. Breed lopend komt hij de spreekkamer binnen. Is onze praktijk weer een nieuwe antisociale patiënt rijker? Onze patiënt gaat zitten, zet zijn zonnebril af en begint te spreken. Verlegen vertelt hij over zijn zware OCD, waar hij erg onder lijdt. Aan het einde van het gesprek lijk ik zijn vertrouwen gewonnen te hebben. Hij zit nog ergens mee. Het ging een tijd erg goed met zijn OCD. Maar enkele weken geleden heeft hij een aantal keer LSD gebruikt. De eerste keer beviel fantastisch, de tweede ervaring was een ramp. P. zat op het toilet en het viel hem op dat de toiletrol nat leek. Hij fantaseerde dat de toiletrol in de wc was gevallen. Op dat moment kreeg hij een paniekaanval en kwam zijn OCD om de hoek kijken. De rest van de dag bestond uit douchen en de WC schoonmaken. Na een goede periode weer terug bij af. Hoe kon hij zo stom zijn? Stiekem zie ik de humor van de situatie in maar hoe zorg ik ervoor dat P. zich minder slecht gaat voelen? Ik transformeer mijn rol van dokter naar boze moeder en vergever. Ik vertel hem duidelijk met een strenge blik dat dit ook echt superstom is, hij zit als een klein jongetje met een schuldig gezicht voor me. Even later vertel ik dat veel jongens van zijn leeftijd weleens LSD proberen. Ik vergeef hem dat hij hier net als veel anderen een keertje mee heeft geëxperimenteerd. Hij kijkt me opgelucht aan, bedankt me en geeft een hand. Vervolgens zet hij zijn grote zonnebril weer op en loopt met een machogang de spreekkamer weer uit, terug in zijn stoere rol.
Wat is het toch fantastisch om te werken met een diverse populatie. En wat ben ik blij dat in onze praktijk iedereen als een normaal mens verwelkomd wordt. We ontvangen daklozen, illegalen, chronische psychiatrische patiënten, statushouders, zwakbegaafden, enzovoorts. Ik merk dat sommige collega’s elders geïrriteerd raken als een patiënt bijvoorbeeld slecht Nederlands spreekt. Door deze irritatie en vooroordelen komen zij vaak nooit het echte verhaal te weten.
Waarom zou je zuchten, kreunen en steunen alleen al bij de aanblik van patiënten die tussen wal en schip vallen? Deze patiënten bieden afwisseling. Ze dagen je uit om te groeien, flexibel en creatief te zijn. Je leert dat je als arts bij iedere patiënt een andere rol mag aannemen. Deze patiënten laten je de echte maatschappij zien met zijn ongemakken en onrechtvaardigheden. Dit geeft mij inspiratie over hoe het landelijke gezondheidsbeleid anders kan. Op patiëntniveau zet het me aan het denken voor wie je wat kan betekenen en wanneer je aan een dood paard trekt.
Geen enkele dag is hetzelfde, elke dag wordt ik weer opnieuw uitgedaagd en daar wordt ik blij van, mijn werk wordt zo nooit saai. Openstaan voor diversiteit in de spreekkamer is wat mij betreft de sleutel tot een leven lang leren en geïnspireerd blijven.